In overeenstemming met artikel 4, paragraaf 3 van het ADR kunnen de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen rechtstreeks onderling overeenkomen, dat op hun grondgebied bij wijze van tijdelijke afwijking van de voorschriften van het ADR bepaalde vervoeren zijn toegestaan, voor zover daardoor de veiligheid niet nadelig wordt beïnvloed.
Deze afwijkingen moeten door de autoriteit die het initiatief tot deze tijdelijke afwijking heeft genomen, worden meegedeeld aan het het Secretariaat van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties, dat deze afwijking aan de Overeenkomstsluitende Partijen ter kennis zal brengen* .
Opmerking: De “speciale regeling” volgens 1.7.4 wordt niet beschouwd als een tijdelijke afwijking in de zin van deze sectie.